L.J.W. de Waal, directeur Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid Nederlands Oost-Indië
Léonard Johannes Willem werd vernoemd naar de goede vriend van zijn vader Leonard du Bus de Gisignies, toen hij op 6-9-1826 werd geboren te Buitenzorg in het huidige Indonesië en zijn overgrootvader Johannes. Ook Leonard beschikte over een goed stel hersens, zodat hij hij nauwelijks de mindere was van zijn broer Engelbertus in dit opzicht. Wat hij wel tegen had is dat zijn vader behalve een grote staat voerde ook nog hobby’s had zoals toneelspelen en de Vrijmetselarij. Leo kreeg netzo als Engelbertus uitstekend particulier onderwijs in Batavia, en werd in 1837 ingeschreven bij de Latijnse School van de Gebroeders van Wijck in Kampen.
Lange tijd werkte Léonard onder zijn broer op de Algemene Secretarie als kommies. Zijn ijver en ambities zorgden ervoor dat hij door zijn vader ten tweede male op 2-12-1843 naar Nederland werd gestuurd voor zijn opleiding tot Oost-Indisch ambtenaar. Na zijn studie op 25-2-1846 succesvol te hebben afgerond keerde hij terug met de licentie of Radikaal als hoge ambtenaar van Nederlandsch Oost Indië naar huis in Batavia waar hij zijn eerste benoeming ontving op 4-12-1847 tot 3e kommies ter Algemeene Secretarie. Hij ressorteerde door deze benoeming onder zijn broer Referendaris Engelbertus de Waal
Hierna volgde een glansrijke loopbaan, wat blijkt uit de feiten, dat hij op in 1850 2e kommies bij de Algemeene Secretarie, in 1852 hoofdcommies ter Algemeene Secretarie werd.
Naast zijn bestaan als ambtenaar bij de Hoge Regering van Nederlands-Indië was Léonard actief als ondernemer. Eerst woonde het gezin op de Kebon Sirih in Batavia. Dezelfde straat waar mijn moeder zoveel later als in 1919 het levenslicht zag. Naast zijn ambtelijk werk wist hij kapitaal te vergaren en verhuisde hij naar een landgoed gelegen tussen Parapattan en Menteng net buiten Batavia. Op zijn terrein stond een groot woonhuis met veel kamers en bijgebouwen. Op het erf stonden de schuren voor de koetsen en paardenstallen. Daarnaast stonden stallen voor kleinvee en rundvee. Hij had 9 Bengaalse koeien en een stier, kalveren pluimvee en varkens.
In het grote huis was een komen en gaan van familie. Zijn zusters met hun kinderen kwamen hier vaak logeren ter afwisseling van hun saaie bestaan op afgelegen posten waar hun echtelieden Castens Resident of assistent Resident waren. Er zijn heel wat situaties geweest voor familie in nood dat zij een beroep konden doen op Leonard en zijn vrouw Louise. Zoals in het geval van Neef Eliza Castens die in Benkoelen is vermoord, nadat hij in een ruzie met de Resident zich beledigend had uitgelaten.
Léonard had niet alleen belangstelling voor het agrarisch ondernemerschap. Hij was ook actief in de vast goed sector. Daarnaast was hij lid van het Genootschap van Kunsten en Wetenschappen van Batavia sinds 1858 waarmee hij zijn brede belangstelling toonde.
Toen broer Engelbertus vanaf 1850 in de hoogste regionen van de Algemene Secretarie positie verwierf, kon de weg omhoog voor Leonard ook verder ingezet worden. Hij trouwde met de dochter van een goede vriend van zijn vader, die net als hij eerst opgeleid was als onderwijzer. Het huwelijk met Louise van Kraayenoord werd op 27-3-1854 te Batavia gesloten. Zij kochten een huis op de Kebon Siri in Batavia. Hun eerste kind Hendrik Louis Engelbert werd geboren op 13-8-1855 te Batavia.
Louise de Waal, geboren van Kraayenoord
Eerst benoemd tot referendaris in 14-10-1855, en daarna benoemd tot 1e gouvernementssecretaris op 16-7-1858 onder M.A. Loudon.
Op 28-1857 werd dochter Leonie Agathe Louise te Batavia geboren. Daarna in 1858 werd dochter Johanna geboren die slechts twee jaar oud werd. In het zelfde jaar werd L.J.W. de Waal benoemd tot Referendaris ter Algemeene Secretarie.
Engelbertus noch Léonard hadden de frivole aanleg van hun vader meegekregen. Geen van beide werd lid van een toneelgezelschap of werd lid van de Orde van Vrijmetselaars. Hun natuur was serieus en wijsgerig en zo werd Leonard lid van de Koninklijke Natuurkundige Vereeniging van Nederlandsch Indië in 14-7-1859 en was hij Diaken van de Kerkenraad der Protestantse Gemeente van Batavia.
Bestuur, handel en nijverheid om Nederlands-Indië op te stuwen in de vaart der volkeren was de diep gevoelde wens van beide broers. En het is zeker waar dat de desastreuze gevolgen van de eerste jaren van de verse monarchie werden gevolgd door de liberale politiek opbloeiende handel, industrie en mijnbouw. De resultaten van deze inspanningen werden ook door vele Javanen gewaardeerd. Waaronder ook de vorst Raden Mas Adipati Arjo Tjondronegoro zoals hij daar blijk van geeft in zijn Reisverslag. Dit publiceerde hij onder de schuilnaam Poerwelono. Hij maakte een reis door Java in de jaren 1860 en 1875, juist in de jaren van Leo de Waal`s meest productieve jaren in het Landsbestuur van Nederlands-Indië.
Als Poerwelono prijst hij de Nederlandse technische verworvenheden en de vernuftige toepassingen ervan. Ook de Nederlandse wijze van besturen en het handhaven van de orde stelt hij ten voorbeeld aan de Javaan. Toch schuwt hij kritiek op de Nederlander niet. Wat als bijzonder beschouwd mag worden is dat hij de Javaanse oorlogen van 1825 tot 1830 als een ongelukkige en schadelijke episode ervaart voor zowel de Javaan als de Nederlander. Ik citeer uit het prachtige boek “Op reis met een van een Javaanse edelman, een levendig portret van koloniaal Java in de negentiende eeuw(1860-1875)”. Het reisverslag vertaald en ingeleid door Judith E. Bosnak en Frans X. Koot, Walburg Pers, blz. 212:
Het hartgebied van de Kesongo komt vaak tot uitbarsting. De mensen van hier spreken dan van ‘ een vlaag van gramschap’ , namelijk de gramschap van de slang Djoko Lingloeng die begraven ligt in dit centrale gebied van Kesongo.[……………….], want volgens de overlevering is er sprake van een voorteken voor Java: ‘ Als de bodem van het hartgebied van Kesongo de zweem heeft van een kanon, dat wil zeggen dat er oorlog komt’ . Zo gebeurde het ook voorafgaand aan de Diponegoro-oorlog.
De hoogedele raden adipati Tjondronegoro laat ons ook weten op bladzijde 263 van het eerder genoemde boek, dat het opvalt dat het de Javaanse edelen van Yogyakarta sinds de Diponegoro oorlogen niet voor de wind is gegaan gezien de vervallen indruk van de woningen van de aanzienlijken, maar ook de desagebieden zijn verwaarloosd, zodat ook de kleine luiden gebrek lijden. Kennelijk verpachten de edelen hun grond aan de Nederlanders, die daar indigo verbouwen.
Uit het reisverslag blijkt ook verder dat de hoogedele raden adipati niet ontevreden is over de verdeling van de macht tussen het Gouvernement met zijn dienaren en de Javaanse vorsten en sultans. Ook het onderwijs dat door Nederland toegankelijk wordt gemaakt voor de Javaan, waardeert hij zeer.
Leonard vroeg verlof aan in 1860 om met gezin naar Nederland te gaan. Na terugkeer in Batavia op 2-12-1863 werd hij herbenoemd tot 1e Gouvernementssecretaris. Deze functie zou men kunnen vergelijken met die van Staats-Secretaris van Binnenlandse Zaken. Hij zag toe op juiste toepassing van wettelijke regelingen en daar waar dat nodig was kon hij corrigerend optreden zoals blijkt uit het Bijblad No 634, No 111 van 1859.
Op 20-9-1864 werd Léonard benoemd tot directeur der Producten en Civiele Magazijnen, direct ressorterend onder de Gouverneur Generaal. Nederland probeerde door middel van staatsinrichting het bestuur van Nederlands-Indië meer af te stemmen op de eigen staatsvorm. Dit resulteerde in 1867 in een Departementale indeling van het bestuur met directeuren die bevoegdheid waren om eigen besluiten uit te voeren. Het was niet makkelijk om de taaie structuur van het aan eigenmachtig gewende regeren van de Hoge Regering van Indië om te buigen naar een ondergeschikte rol. De Gouverneur Generaal was immers gewend om als een onderkoning zijn zaken te regelen en rapporteerde aan Patria wanneer het hem uitkwam. De polemiek over de rol en status van de Minister van Koloniën werd pas rond 1870 beslecht. De Gouverneur Generaal stond van toen af definitief onder het gezag van de Minister van Koloniën.
Terug in Batavia werd het gezin in 1865 verblijd met een 4e kind. Dit was een zoon die slechts 3 maanden in leven bleef.
Louise de Waal-van Kraayenoord
Als directeur van Producten en Civiele magazijnen werd Léonard Johannes Willem op 15-5-1866 belast als Comitélid met de organisatie van het verzamelen en verzenden van Indische voorwerpen ten behoeve van de Wereldtentoonstelling in Parijs van 1867.
Vanaf 1848 met de nieuwe grondwet die onder Thorbecke tot stand was gekomen werd ook het staatsbestel en daarmee de verhoudingen met de koloniën onder handen genomen. Dit betekende ook dat al in de jaren vijftig van de 19e eeuw werd nagedacht over het burgerschap van de inlandse bevolking en de daarmee gepaard gaande burgerrechten zoals recht op onderwijs en medische voorzieningen.
Gymnasium Koning Willem III te Batavia
In zijn algemeenheid werd het onderwijs van groot belang geacht voor de Europese onderdanen en de Nederlands-Indische bevolking. Hoezeer dit ook leefde onder inwoners van Nederlandsch Indië kan men lezen in (gedeelte) van een ingezonden brief van een v.H. in de Sumatra-Courant van 20-1-1866 over de gevolgen van van de wet Thorbecke op het middelbaar onderwijs van 1863 en de oprichting de Landhuishoudkundige school te Groningen:
Personen, die bij de kultures of voor de houtteelt in onze Oost of West-Indische bezittingen geplaatst wenschen te worden. — Zij, die later het examen voor Oost-Indisch ambtenaar wenschen af te
leggen, zullen, volgens daaromtrent ontvangene inlichtingen van Z. Exc. den Minister van Koloniën, als zij een behoorlijk diploma van goed afgelegde examens aan de landhuishoudkundige school te Groningen verkregen hebben, vrij zyn van de examens in alle de vakken, vermeld ia art. 4. a—i, van Zr. Ms. Besluit van den 10 September 1864, Stbl. no. 93, over het benoemen van ambtenaren bij de burgerlijke dienst in Nederlandsch-Indië; zoodat zij thans alleen een examen zullen moeten afleggen in de geschiedenis, land- en volkenkunde van Nederlandsch-lndië, de kennis der staatsinstellingen van Ned.-Indië, in de beginselen van de Javaansche of die van de Maleische taal, ter keuze van den geëxamineerde en in een of meer der volgende vakken, mede ter keuze van den geëxamineerde: 1o. de beginselen van eene of meer der in Ned.-lndië inheemsche talen, behalve die, waarin hy reeds tengevolge van het voorschrift der wet examen heeft afgelegd; 2o. de godsdienstige wetten, de volks
instellingen en gebruiken in Ned. -Indië; 3o. het land meten en waterpassen; 4o. het boekhouden: (wordende in de beide laatste vakken ook onderwijs gegeven aan de landhuishoudkundige school). Zij zullen voor dan daar- nog welligt eenigen tijd te Leiden of te Delft moeten doorbrengen even als de jongelieden, die vroeger bij de houtteelt op Java geplaatst werden, na afloop van hunnen leertijd aan de landhuishoudkundige school, nog eenigen tijd, vóór dat zij op. Java geplaatst aan de polytechnische School te Karlsruhe moesten vertoeven.
Scholen op kosten van de overheid werden door de hele Archipel opgericht. Het particulier onderwijs bleef echter lange tijd belangrijk om aansluiting te houden op het hoger onderwijs in Nederland. Toch werd zeer nadrukkelijk gesproken aan onderwijs voor inlanders die bestuurlijke verantwoordelijkheid droegen. Handel en nijverheid werden door de industriële revolutie een steeds meer van belang. Mijnbouw van kolen, tin en later olie nam een grote vlucht. Het liet echter ook pijnlijk duidelijk zien dat een handjevol Europeanen dit immense rijk niet zonder de vertegenwoordiging van de inlander kon blijven besturen. Over dit onderwerp onderwijs, handel en nijverheid zijn belangwekkende studies gemaakt zoals door Kees Groeneboer: “Weg tot het Westen”. KITLV Uitgeverij, Leiden 1993 en door Elisabeth Quirine Hesselink: “Genezers op de koloniale markt: inheemse dokters en en vroedvrouwen in Nederlandsch Oost-Indië, 1850-1915”
De medische opleiding tot vroedvrouw en Dokter Djawa was van groot belang om de inlandse bevolking vertrouwen te laten hebben voor de moderne geneeskunde doordat deze functies eerder als doekoen
MOSVIA Soerabaja
uitgevoerd werden door inlanders. Ook kreeg de inlandse bevolking zo meer invloed op de eigen positie.
Leonard, benoemd tot directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid in N.O.I. op 14-11-1866, was het echter niet eens met deze opleiding, omdat het geen aansluiting bood op de kwaliteit van het Nederlandse Onderwijs. Hierin betoonde hij zich een technocraat eerder dan het hebben van visie. Deze opleiding maakte ook de discussie los over onderwijs in het Nederlands en het Maleis. Het Maleis werd in zijn algemeenheid niet geschikt geacht voor wetenschappelijk onderwijs. In 1872 gaf hij mede hierom opnieuw de opdracht om onderzoek te doen naar het functioneren van de Dokter Djawa opleiding. Deze opdracht werd verleend aan de directeur van de Geneeskundige Dienst Dr. M.Th. Reiche. Het advies was om het aantal leerlingen naar 100 te verhogen, een verlenging van de cursusduur naar 5 jaar, invoering van het Nederlands als voertaal en de verplichting om na het behalen van het diploma 10 jaar in dienst van het Gouvernement te werken als Dokter Djawa. Op deze manier vond de opleiding ook meer aansluiting op de Westerse geneeskunde, zo valt te lezen op bladzijde 115 van het boek van mevrouw E.Q. Hesselink,
Na de reorganisatie van de departementen waren er 6 Directeuren van Algemeen Bestuur, die direct onder het gezag van de Gouverneur Generaal stonden. Leo heeft deze reorganisatie niet alleen beijverd, maar ook een grote bijdrage aan geleverd. Het betrof Justitie, Binnenlands Bestuur, Onderwijs Eeredienst en Nijverheid, Burgerlijke Openbare , Werken, Financiën, en Landbouw. De 6 directeuren waren gehouden aan een onderlinge samenwerking in de Raad van Directeuren onder toezicht van de Gouverneur Generaal. De directeuren hadden allen hetzelfde tractement van ƒ 25.000,- ( € 247.585,- ) ´s jaars.
Als Directeur van het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid met een begroting van ƒ 7.446.267,- ( € 76.816.230,- ) was Léonard Johannes Willem verantwoordelijk voor:
- Het toezicht op het personeel
- Het toezicht op de tenuitvoerlegging van Algemene Verordeningen, Gouvernementsaanwijzingen en bevelen.
- Bestuursmaatregelen voorbereiden voor de Landvoogd en ter eigen inzicht uit te voeren.
- Het Financiële Beheer volgens de Comptabiliteitswet van 1864
Pieter A, van der Lith beschreef deze functie van Directeur als staatsrechtelijk gelijk aan positie van een Minister, maar dan zonder parlementaire verantwoordelijkheid.
Onderwijs was in Nederland al een zwaarwichtig onderwerp en vaak voorwerp van “quaesties”, laat staan dat het in de Indische Archipel met zijn verscheidenheid aan culturen en talen geen gemakkelijke opgave zou zijn om tot een eenduidige systeem te komen. Leonard had naast het onderwijs ook Nijverheid en Eeredienst in zijn portefeuille. Vooral de eerder geschetste vlucht van handel en nijverheid maakte dat hij te weinig tijd had voor het reguleren van het onderwijs als het reguleren van de Nijverheid. Broer Engelbertus was inmiddels Minister van Koloniën in Holland en het valt ons voor te stellen dat de broers het af en toe niet makkelijk met elkaar hadden. Eigenlijk zat Leonard in een weinig te benijden positie. Ook in de Pers werd hij door de ondernemers verweten te weinig te doen voor de economie en door het binnenlands bestuur en het onderwijsveld werd hem verweten dat hij te weinig deed om inhoud te geven aan de onderwijsvernieuwingen.
De algemene taakomschrijving van de Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van hierboven laat niet zien wat Leonard allemaal in zijn takenpakket had inhoudelijk. Dit staat wel omschreven in de Indische Almanak van 1871. Hij heeft deze functie 8 jaar bekleed. Aangezien hij de eerste was, die deze positie in de Hoge Regering van Nederlandsch Indië bekleedde verdient hij alle hulde door het zolang vol te houden. In de Pdf kunt u lezen wat zijn werk behelsde. KLIK!> Departement van Onderwijs, eeredienst en nijverheid 1871 . De omschrijving van taken en werkzaamheden geven een aardig beeld over de samenhang tussen maatschappij en economie in die tijd. Men kan bijvoorbeeld lezen dat het metrieke stelsel in 1870 wordt ingevoerd, 35 jaar na de invoering ervan in Nederland, terwijl in dit stuk alles nog wordt berekend met de oude Javaanse maten, zoals uitbetalingen van guldens per pikol! Ministerieel wordt de taak van de Directeur als hij konsuls uit vreemde landen het exequatur mag verlenen. Bijzonder is wel dat aan deze agenten-konsuls geen diplomatieke status wordt verleend. Tot slot viel mij op dat de Europese en Inlandse zoutpakhuismeester dezelfde taken en verantwoordelijkheden hebben doch niet gelijk worden bezoldigd. De Europeaan krijgt 75 gulden per maand en de Inlander 50 gulden. Zo liberaal was het kennelijk nog niet in Nederlands-Indië.
Hij hield dan ook in 1874 voor gezien en ging met pensioen. De Nederlandse regering betoonde zich wel erkentelijk en benoemde Léonard op 5-5-1874 tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hem werd op 14 mei 1874 eervol ontslag verleend en werd opgevolgd door C. Bosscher. Daarna emigreerde hij met het Indische Pensioen van 8.400,- gulden eind mei dat zelfde jaar met vrouw en dochter Leonie Agathe Louise en zoon Hendrik Louis Engelbert naar Nederland.
Dochter Leonie Agatha Louise de Waal overleed in Den Haag op 14 mei 1881. Zij werd begraven het Familiegraf Oud Eik en Duinen te Den Haag.
In hetzelfde jaar 1881 was Leonard als intekenaar bekend in het gedenkboek van het Koloniaal Militair Invalidenhuis Bronbeek. In dat gedenkboek staan ook de heldhaftige verhalen van J.B.J. Sutherland. K. Sutherland had als uitgever gevestigd in Semarang deze verhalen al eerder uitgegeven,
Zoon Hendrik Louis Engelbert ging na het gymnasium rechten studeren in Leiden waar hij in 1880 promoveerde op het proefschrift: “ De invloed der Kolonisatie op het Inlandsche Recht in Nederlandsch Oost Indië”, dissertatie Leiden 1 juni 1880 promotor G. van den Berg.
Na het behalen van zijn bevoegdheid voor de Rechterlijke Diensten in Leiden en plaatsing bij de rechterlijke macht op 13 juli 1881 keert Hendrik terug naar zijn geboorteland, waar hij trouwt in Batavia, Indonesië op 18-4-1885 met Hillegonda Eva Haga, geboren Batavia, Indonesië 18-1864, overleden Buitenzorg 8-1-1927. Zij was de dochter van Generaal Antonie Haga en Ernestina Maria Ida Labaar. Het echtpaar ging wonen in Soerabaja, waar Hendrik benoemd werd tot rechter. Al snel volgde de benoeming tot voorzitter van de Landraad van Sidoadjo, Soerabaja.Hij maakte carrière door in 1886 benoemd te worden tot lid van de Raad van Justitie en daarna tot Vice-President Raad van Justitie te Soerabaja.
Mr. Dr. Hendrik Louis Engelbert de Waal
Hun zoon Leonard Anthonis werd geboren in Batavia, Indonesië op 12-2-1886.
Leonard Johannes Willem de Waal overleed in Den Haag op 5-9-1896 en werd bijgezet in het familiegraf op Oud Eik en Duinen. Ter ere van zijn nagedachtenis werden kransen gelegd door oud-leden van de Raad van Indië, waaronder de Herne Nederburg, Pannekoek en van Harencarspel. Aanwezig waren de gepensioneerde Generaal Luymes en de oud directeur van Financiën Dr. L.W.G. de Roo. Een indrukwekkende toespraak werd gehouden door oud Generaal Haga.
Mr. Dr. Hendrik Louis Engelbert werd op 15-10-1901 benoemd President van de Strafkamer Semarang, werd lid van het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen. Benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Hij werd gepensioneerd per 27-6-1911 en verhuisde naar Den Haag, waar hij lid werd van het Indisch Genootschap.
Het huwelijk met Hillegonda Eva Haga werd ontbonden te Den Haag op 26-9-1899. Het bleek dat hij zodanig verliefd was op zijn volle nicht, dat hij op 13-03-1901 terugkeerde naar Indonesië om daar Ootje Munniks de Jongh ten huwelijk te vragen . In 1903 verblijft hij waarschijnlijk in het gezelschap van Ootje in het herstellingsoord van Nongkodjadjar. Zij gaan pas gezamenlijk naar Nederland om te Den Haag op 9-12-1911 in het huwelijk te treden. Catharina Elisabeth (Ootje) Munniks de Jongh, geboren in Telok Batong (Sumatra), Indonesië 3-3-1870, was de dochter van zijn tante C.P.J.M. de Waal. Zij leidden samen een innig gelukkig leven van veel reizen en langdurige verblijven in Parijs, Italië en Hilversum. De laatste dagen slijten zij echter op de Mauvestraat 54 in Den Haag.
Zoon Leonard Anthonis de Waal bleef bij zijn moeder, die op 6-8-1900 te Den Haag hertrouwde met de arts Carl Heinrich Stratz, in Den Haag om daar het gymnasium, de opleiding die hij in Batavia op 30-4-1898 begonnen was, af te maken waarvan hij op 24-06-1904 het diploma ontvangt. Hij studeert ook rechten in Leiden en ook hij promoveert daar met het proefschrift “ De financieele zelfstandigheid van locale zelfbesturen in Nederlandsch-Indië”, Leiden: S.C. van Doesburgh, 1911. In het zelfde jaar op 6-7-1911 wordt Leonard succesvol geëxamineerd voor de rechterlijke diensten in Nederlands-Indië. Voor zijn terugkeer naar Indonesië trouwde hij in Den Haag op 17-8-1911 met Johanna Carolina Haga, geboren Batavia, Indonesië op 18-8-1884, dochter van Jan Haga en Caroline Louise Elisabeth Pfeiffer, dochter van Karel Lodewijk Pfeiffer, luit.-generaal en commandant Oost Indisch Leger, en Caroline Louise van Polanen Petel .
Twee dagen voor zijn huwelijk ontving L.A. de Waal de Resolutie van het Ministerie van Koloniën, dat hij ter beschikking werd gesteld van de Gouverneur Generaal om in rechterlijke betrekking daar te landen te functioneren.
De loopbaan van Leonard gaat niet in de Rechterlijke macht, ondanks zijn benoeming tot de Gewestelijke Raad van Serang op 7-11-1916, maar in het onderwijs. Hij wordt leraar Rechtswetenschappen
OSVIA Makassar>
aan de Opleidingsschool voor Inlandse Ambtenaren (OSVIA) eerst te Serang , dan van Batavia en Bandoeng vanaf 1916. Leonard geniet van zijn werk als docent en is zeer geliefd onder zijn studenten. Hij is vanaf 1933 ook nog enige tijd directeur van de OSVIA van Makassar.
Leonard Anthonis blijft zich betrokken voelen bij de rechtsontwikkelingen in Indonesië. Hij publiceerde in 1926 bij Nijhoff een artikel van 19 pagina´s met de titel ” Het uitstel van de invoering van de nieuwe coöperatiewetgeving en de gevolgen, die daarvan voor de coöperatieve beweging in Nederlandsch Indië zijn te verwachten”. In het jaar 1925 daarvoor had hij op eigen titel een studie van 235 bladzijden uitgegeven met de titel: ” Het vraagstuk van de kapitaalsonttrekking in Nederlandsch-Indië”. Tussen de jaren 1933 en 1935 publiceert hij een inleiding tot het nieuwe Indische strafrecht vanwege het unificatie-beginsel. Titel: “Algemeene leerstukken van het Strafrecht voor der leerlingen der Bestuursopleiding te Makassar en zelfstudie” door Mr. L.A. de Waal, leeraar in de rechtswetenschappen. Gedrukt bij de N.V. Celebes Drukkerij, Makassar. Dit nieuwe (Indische) Wetboek van Strafrecht werd vastgesteld bij K.B. en opgenomen in het Stbl. 1915 No. 732. Hiermee werden de 2 oude boeken van Strafrecht voor Europeanen en dat voor Inlanders en overige Oosterse Vreemdelingen vervangen. In 1935 vervaardigt hij het “Dictaat Staats- en Administratief Rechten de Algemeene Inleiding tot de Studie van het Nederlandsch Indische recht zoals in gebruik bij de bestuursopleiding der MULO te Makassar en voor zelfstudie”. 223 pagina´s. Uitgever het OSVIA fonds.
L.A. de Waal was lid van het Indisch Genootschap, zowel in Indonesië als na zijn emigratie in Nederland.
Na een zeer onaangename strijd tussen onderwijs beleidsmakers in Den Haag en Batavia werd de toekomst voor Leonard er niet rooskleuriger op en vraagt te Makassar en krijgt vervroegd pensioen op 30-6-1936. Teleurgesteld gaat hij naar Nederland. Toch vat hij het plan op om wetenschappelijke werk op zich te nemen. Hij begint met een uitgave met de titel: “Volkscredietverschaffing in de Indische Archipel, Volume 1“, uitgegeven bij Hollandia in Baarn in het jaar 1940. “Volkscredietverschaffing in den Indischen archipel: Credietverschaffing door bijzondere personen” Baarn 1949. Ook dit boek wordt goed ontvangen en men ziet uit naar de opvolgende delen. Misschien kon Leonard zich toch niet losmaken van zijn opgelopen frustraties in Indonesië. In ieder geval zijn na deze datum geen publicaties meer gevolgd.
Het jaar daarop overlijdt zijn vader op 7-8-1937 in Den Haag. Hij wordt begraven in het familiegraf op Oud Eik en Duinen.
Johanna Carolina de Waal-Haga>
<Leonard Anthonis de Waal
Leonard Anthonis de Waal overlijdt na een zeer rustig en eenvoudig geleid leven in Den Haag op 3-7-1971 en wordt begraven in het familiegraf op Oud Eik en Duinen. Tijdens zijn begrafenis was er zeer veel belangstelling vanuit de Indische gemeenschap. Zijn vrouw Johanna Carolina Haga overlijdt in Den Haag op 16-1-1978 . Ook zij wordt bijgezet in het familiegraf.
De 3 Leo´s Molenlaan Hillegersberg 1956
Hiermee is helaas deze, de meest Indische, tak van de familie De Waal uitgestorven. Gelukkig kan wel gesteld worden dat vader en zoon met hun dissertaties een bijdrage hebben geleverd aan het rechtstelsel van Indonesië. Dit blijkt ook uit de opname van H.L.E. en L.A. de Waal in het lijstje van belangwekkende dissertaties op het gebied van het Indisch Recht. Hun dissertaties zijn dan ook te vinden op een microfiche in het Van Vollenhoven Instituut van de Leidse Universiteit. Samengesteld door J.M. Otto en S. Pompe in 1990. H.L.E. de Waal hoorde tot de groep van studenten zoals onder andere Cordes, Couperus,Jonker en Juynbol, die onder het mentoraat van Professor P.A. van der Lith als eerste na lange tijd hun proefschrift wijdde aan het Indonesisch Recht. L.A. de Waal hoorde tot de groep van studenten die onder aanvoering van Van Vollenhoven vooral het Indonesische rechtssysteem verder hebben helpen vormgeven.
Boeken waarin L.J.W de Waal beschreven wordt:
- GESCHIEDENIS VAN HET ONDERWIJS IN NEDERLANDSCH-INDIË
DOOR DR. I. J. BRUGMANS, 1938 BIJ I. B. WOLTERS’ UITGEVERS MAATSCHAPPIJ n .v.
GRONINGEN – BATAVIA. - Kees Groeneboer: “Weg tot het Westen”. KITLV Uitgeverij, Leiden 1993
- Elisabeth Quirine Hesselink: “Genezers op de koloniale markt: inheemse dokters en en vroedvrouwen in Nederlandsch Oost-Indië, 1850-1915”