Johannes Hendrik de Waal

J.H.deWaalLitho 002 Johannes Hendrik de Waal De Wael1797-1858 ,

adjunct secretaris der Indische Regering. 

 

Inleiding

Een bijzondere loopbaan van een briljant jongmens in een wonderlijke tijd en hoe de naam Leonard in de familie kwam.

Johannes Hendrik de Waal werd in Den Haag op 27-3-1797 geboren in het gezin van 4 kinderen van Pieter de Waal en Catherina Roels.

Het verhaal van zijn loopbaanbeschrijving ligt opgeslagen in het Nationaal Archief te Den Haag. Helaas is het werk zwaar aangetast door schimmel en is er een pagina uitgescheurd. Toch valt zijn verhaal er voldoende uit te destilleren.

Zijn vader Pieter kwam uit een geslacht van gezeten boeren in Wijk bij Heusden waar de familie de Waal sinds de verkoop van hun land in 1723 geen toekomst meer zag in het boerenbedrijf. Zij hielden wel stukken van hun persoonlijke landgoederen aan. Dit maakte het wellicht financieel mogelijk dat Pieter, ingeschreven als lidmaat van Grote Kerk te Den Haag op 30 Oktober 1790 komende uit Brakel, een schoenmakerij kocht eerst op de Bierkade en daarna op de Boekhorststraat in Den Haag en zoon Johannes Hendrik kon studeren.

Haagse Tijden | Veer- en Bierkade

Tante Gijsbertje was al eerder neergestreken in Den Haag, zoals blijkt uit haar inschrijving als lidmaat van de Grote Kerk op 8 juli 1762. Ook broer Frans kwam naar Den Haag. 

Frans hertrouwde met Geertruij van der Kast en vertrok naar Utrecht. Gijsbertje huwde Johannes van Vianen, Ontvanger Generaal van Belastingen te Rotterdam. Zij vertrok naar Rotterdam.

Johannes Hendrik groeide op in tijden van oorlog, transitie en transformatie.

Engeland voerde oorlog met Frankrijk en onze Republiek. In Frankrijk was de Revolutie het begin van het invoeren van nieuw staatkundige beginselen, zoals de Trias Politica. De oude Verlichtingsidealen van Descartes in Frankrijk en Spinoza in de Nederlanden werden tot uitgangspunten gemaakt van een nieuw bestel. De Republiek van de Zeven Verenigde Provinciën onderging, naar voorbeeld van de franse revolutie, een transitie naar de Bataafse Republiek in 1795. Frankrijk had net als Engeland een oogje op de Nederlanden en vooral haar bezittingen en was onder leiding van Pichegru met behulp van de Nederlandse Patriotten binnengevallen in 1795. De Stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland en gaf op 7-2-1795 al opdracht door middel van de verklaring van Kew om het Indisch Bestuur en bezittingen in handen van de Engelsen over te geven.

De Bataafse Republiek werd mogelijk op basis van een alliantie met Napoleontisch Frankrijk. Deze alliantie werd door Engeland als een dolksteek in de rug ervaren en motiveerde de Engelsen na de succesvolle verovering  van Bengalen op de Nederland om in 1797 de Kaapkolonie te bezetten. Het eerste wat zij deden, was een einde make aan de in hun ogen moreel verwerpelijke gewoonte van de Nederlanders om aan rasvermenging te doen met een grote populatie van kleurlingen tot gevolg. De Engelsen voerden onder Gouverneur George Macartney de Pasjeswet in met harde hand. Deze wet bleef tot juli 1986 van kracht.

De franse bezetting hield in dat er tot 1806 Nederlands Bestuur was.

In 1806 werd de Republiek na 240 jaar omgezet in een koninkrijk. Lodewijk Napoleon Bonaparte werd koning van Holland van 1806 tot 1810. De keuze om na Napoleon de heerschappij van Willem I eerst als Souverein vorst en daarna als koning te aanvaarden, heeft Nederland een staatsvorm gekozen, die een altijd ongemakkelijke verhouding oplevert tussen burgers en overheid.
Het Koninkrijk der Nederlanden heeft daarmee ook als staat zijn toonaangevende rol te midden van wereldmogendheden definitief prijsgegeven tot op heden.

Koning Willem I was behalve Pruisisch ook geporteerd van alles wat met Engeland te maken had. Britse koloniale opvattingen werden dan ook bestudeerd en waar mogelijk gekopieerd. Hierdoor werd ook opeens een probleem gemaakt het bestaan van ‘de mixties’ oftewel de Indo. Gelukkig heeft Nederlands-Indië  nooit de Pasjeswet van Macartney overgenomen. Segregatie was er wel naar woongebied. Vrij verkeer en dus zonder pasje op ieders woongebied was echter wel toegestaan voor elke persoon van welke landsaard dan ook. Dit werd nog eens als wettelijke regeling bevestigd in het Staatsblad van 1835 No. 37.

Terug naar het verhaal van Johannes Hendrik.

Op 16 jarige leeftijd begon hij zijn carrière eerst als onderwijzer dan via het Haagse advocatenkantoor De Vries Robbé en Malecotius, als persoonlijk secretaris van H. W. Daendels en ervaring bij de Griffie van de 2e Kamer en de Secretarie van Staat naar Indië.

In Indië werd Johannes Hendrik op voordracht van zijn werkgevers de Algemeen Secretaris van Staat R.A. Falck en de Staatsraad belast met de directie van de Staatssecretarie, van 1 april 1818 tot 1 januari 1823 Mr. baron J.G. de Mey van Streefkerk in Den Haag als lid van de Hooge Regeering belast met het Geheim Archief en was persoonlijk secretaris van achtereenvolgens Baron van der Capelle, Burggraaf L. du Bus de Gisignies, Graaf  J. van den Bosch en J.C. Baud.

In Indië had hij een actief sociaal leven als lid van het Genootschap van Waterloo, het Bataviaanse Toneelgezelschap en de Vrijmetselarij.

Zijn bewezen vaardigheid met de pen bleek ook van pas te komen in Indië. Hij heeft geschriften en boeken, die vooral de Indische wetgeving als onderwerp hadden, op zijn naam staan.

Johannes Hendrik de Waal trouwde op 16-2-1820 met Engelberta Jacoba de Ruijter. Een dochter uit een geslacht van zilversmeden uit Amsterdam en Zwartsluis.

E.J. de WaaldeRuijter

Engelberta Jacoba de Waal, geboren de Ruijter 1797-1858

Aanvankelijk zag het ernaar uit dat Johannes Hendrik zijn leven als onderwijzer zou slijten.

Hij was opgeleid tot onderwijzer en had een aanstelling als kwekeling vanaf 1812 bij de H.J. Beekmanschool, de School van het Departement der Maatschappij van het Algemeen Nut van ´s Gravenhage onder voorzitterschap van Mr. J.P. Wickevoort Crommelin, voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal. Toen aan het Buitenhof nu ook wel de Nutsschool op het Westeinde genaamd.

Nutsschool1804 <H.J. Beekmanschool

Haagsche Courant 6-5-1805 , Bataafsche Republiek,
´s Hage, den 5 Mey [1805], In de School van het Departement de Maatschappy, tot het Nut van ´t Algemeen, binnen deze Stad, heeft gister het tweede openbaar Examen plaats gehad. Dit Examen, door den Onderwyzer verricht, heeft een nieuwe blyk van deszelfs kunde, opgeklaardheid van denkbeelden, duidelijkheid van uitdrukkingen, en innemende wyze van onderrichten, opgeleverd; en een algemeen genoegen, zoo aan de bywezende Leden, beide van de Kamer van Politie der Stedelyke Regering en van de Plaatselyke School-Commissie, als aan de talryke menigte van verder opgekomen Ingezetenen, gegeven. Niet min treffende waren de blyken van vorderingen der Leerlingen van onderscheidene Classen; aan welken allen, slechts met zeer weinig uitzondering, Prijzen van vlyt en goed gedrag, door de Commissie van Toezigt over deze School, werden uitgereikt: zynde mede door dezelve Commissie, ter beloning en aanmoediging, aan gem. Onderwyzer H.J. Beekman, een Exemplaar der uitgekomenen Deelen van Wetlands´s Woordenboek, en aan den Onderwyzer H. v.d. Smieden, een gelyk Exemplaar, van Knigge´s Verhandeling over de Verkering met Menschen, ter hand gestelt. –Eene nieuwe en aanmerkelyke uitbreiding dezer School, welke thans word tot stand gebracht, is het sprekenden bewys, zoo van hare erkende waarde, als van den prys dier kundige en doorzichtige Ouders daar op voor hunne Kinderen stellen. Gedurene de maanden Mey, Juny, en July, zal by het Departementaal Bestuur van Holland presideren, de Heer J.P. Wickevoort Crommelin.

Het is wellicht te wijten aan een avontuurlijke inborst dat Johannes Hendrik zowel aan zijn ouders die zijn opleiding mogelijk hadden gemaakt en aan H.J. Beekman (1778-1843) advies vroeg om een andere loopbaan te kiezen. Hij kreeg namelijk 1814 een aanbod om als klerk in dienst te komen van de firma Mr. A.A. de Vries Robbé en Mr. H. Malecotius, Solliciteurs.

Het waren turbulente tijden. Eerst van Republiek naar (frans) Koninkrijk. De Generaal Herman Willem Daendels was 1807 door de Franse Keizer gevraagd om orde op zaken te stellen in Oost-Indië, maar vooral onze bezittingen te verdedigen tegen de Engelsen. In 1814 was hij echter weer in Nederland, waar hij probeerde zich dienstbaar te maken aan prins Willem van Oranje, soevereine vorst der Verenigde Nederlanden.

De staatshervorming op grond van de grondwet van 1807 in de Oost-Indische bezittingen onder leiding van Daendels was rigoreus en hier en daar te hard ter hand genomen. In 1808 was het officiële einde van de VOC. De failliete boedel werd door Daendels onteigend en oude koopmannen werden vaak aangesteld als ambtenaar.

Zijn werk vormde de basis onder het verdere Koloniaal bewind van Nederland in Oost-Indië. Het faillissement van de VOC moest worden omgezet in een koloniaal bewind. Gouverneur Daendels maakte hierin een krachtige start. Nederlandsch-Indië wordt in 1810 officieel ingelijfd bij Frankrijk. Dit was voor Engeland het signaal om met een invasiemacht Nederlands-Indië te bezetten. H. W. Daendels vertrekt in 1811. VerenigdKoninkrijkNederlandNa de bevrijding van de Franse bezetting in 1813 wordt na veel touwtrekken, tawarren en gepalaver Indië door de Engelsen in 1814 weer overgedragen aan, nu na het Weens Congres, het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

De Haagse bestuurlijke carrière.

Ondertussen maakte Johannes Hendrik kennelijk zodanig indruk met zijn werkzaamheden als klerk het op kantoor De Vries Robbé, dat hij gevraagd werd door Herman Willem Daendels, inmiddels Staatsraad in 1814 om diens ” Staat der Nederlandsche Oost-Indische bezittingen, onder het bestuur van den gouverneur-generaal Herman Willem Daendels, Daendelsridder, luitenant-generaal, enz. in de jaren 1808 tot 1811 (Den Haag 1814), 4 dln. Signatuur 53 H 32 (1-4)( ´s Gravenhage 1814, 4 delen) uit te werken als manuscript voor de drukpers. Zoals Johannes Hendrik in zijn eigen memoires (soms slecht te lezen door schimmelplekken in het papier) schrijft, heeft hij menige nacht aan deze zaak gewijd. Verder is hij te spreken over de vriendelijke houding van Mr Malecotius en van de ‘Hooge Staatsman’  Daendels en de rijkelijke beloning van zijn werk.

Op 18-9-1814 bood Daendels in Brussel in samenwerking met Gijsbert Karel van Hogendorp zijn “Staat” aan de Souvereine Vorst der Nederlanden aan. Bij nader inzien ondersteunde Van Hogendorp Daendels’ ontwerp niet, dat ook staatkundige hervormingen inhield.  Daendels had een autonome economie voor ogen waarin ook de inlanders participeerden en het feodale stelsel van de Javaanse adel in stand bleef. Dit betekende dat revenuen in Nederlands Indië geherinvesteerd zouden kunnen worden en de overwinst ten bate van de Nederlandse staatskas zou komen. Dit had Willem I absoluut niet voor ogen, want “wij zijn er niet voor de Javaan , maar de Javaan is er voor ons”.

Het gevolg was dat Daendels werd weggepromoveerd als Gouverneur-Generaal van Westelijk  Afrika. In het regeringscentrum Elmina (in nu Ghana) bracht hij nog allerlei hervormingen tot stand en reguleerde de verhouding tot de Koning der Ashanti’s. Hij stierf enkele jaren later in Elmina aan de gevolgen van de daar heersende ziektes.

Daendels                                    H.W Daendels 1762-1818

Van 17-9-1811 tot 13-8-1814 is Nederlands-Indië in Britse handen.

De werkzaamheden voor Daendels en diens bejegening deden bij Johannes Hendrik het verlangen ontbranden om het schone en rijke Oost-Indië met eigen ogen te zien en te beleven. Hij diende een request in bij de Staatsraad Directeur Generaal van het Departement van Koophandel en Koloniën om in civiele dienst te worden benoemd tot Oostindisch ambtenaar. Dit werd door de Souvereine Vorst per Koninklijk Besluit nr. 56 goedgekeurd op 9-2-1815.

Ook in bestuurlijk Den Haag was de ijver en het talent van De Waal kennelijk opgevallen, want in het jaar 1815  krijgt Johannes Hendrik het aanbod om ten Kantore van de Betaalmeesters der Verschillende Uitgaven van het Ministerie van Financiën te komen werken. Dit prachtige aanbod gevoegd bij de wens van zijn ouders om niet naar Indië te vertrekken, deed zijn besluit wankelen om naar Indië te gaan.

Het is waarschijnlijk in deze tijd dat hij het familiewapen op een zilveren stempel van ebbenhout ingelegd met parelmoer. ????????????????????Het meesterteken is van de bekende zilversmid Pieter Lodewijk Uriot I. Het stempel van messing zal hij hebben laten maken ten tijde van zijn werkzaamheden voor Daendels om zijn werk te markeren.  Het ontwerp van het stempel verraadt echter een Vlaamse oorsprong. De omlijsting van het wapenschild eindigend in een strik is eerder kenmerkend voor de periode 1814-1822 in de Zuidelijke Nederlanden. Dit is ook nog de periode, dat Johannes in Brussel werkte bij de Griffie van de Tweede Kamer waardoor het tevens aannemelijk is, dat in die tijd dit stempel daar in Brussel is vervaardigd. Het jaarteken is helaas door het gebruik van lak niet meer zichtbaar.

Op aandringen van zijn ouders en zijn oude werkgever H.J. Beekman rondde Johannes Hendrik tevens eerst zijn opleiding tot onderwijzer af. Hij verkreeg op 11 october 1815 de Akte van Algemeene Toelating tot Schoolonderwijzer van de 3e rang in de Vaderlandsche en Fransche Talen.

Het immer onrustige Europa van die tijd veroorzaakte weer een kink in de kabel van Johannes Hendrik`s plannen. Hij werd opgeroepen om dienst te nemen in het Veld Bataillon der Haagsche Schutterij. Na deze periode op de vesting van Breda hervatte hij zijn werkzaamheden bij de Betaalmeesters van het Ministerie van Financiën.

Totaal leeggezogen had Nederland na de Franse bezetting in Nederland en de Engelse bezetting van Nederlandsch Oost Indië dringend behoefte aan Indische ambtenaren om orde op zaken te stellen. Raffles had immers de Nederlandse bezittingen slechts bestuurd met de bedoeling ze in te lijven bij het Britse Imperium.

Van 1816 tot 1826 was Godert Gerard Philip baron van der Cappellen de eerste Gouverneur Generaal van Nederlandsch Oostindië na de Franse bezetting.

 

Op 26-4-1816 werd Johannes Hendrik samen met zijn vriend D.H. ten Kate van Loo voorgesteld als lid van de Vrijmetselaars Loge ‘ Eendracht maakt Macht’ in Den Haag. Hij werd op 18-5-1816 ingewijd tot leerling Vrijmetselaar. Daarna werd hij al gauw Compagnon(gezel) en Meester Vrijmetselaar.bevordering1816

    Compagnon van Loge Eendragt maakt Magt te  Den Haag

Door de samenwerking met Daendels en zijn uiteindelijk 7 jaren durende carrière bij de overheid in Den Haag, was bij Johannes Hendrik nog steeds het verlangen aanwezig om naar de Oost te gaan. Hij meldde zich opnieuw aan om als Oost-Indisch Ambtenaar te worden uitgezonden.  De plannen van Johannes Hendrik leken dus in kannen en kruiken ware het niet dat de toestand in Frankrijk, Nederland en Oost-Indië roet in het eten gooide, waarop hij verzocht de Koning zijn verkregen aanstelling buiten effect te stellen. Dit werd per Koninklijk Besluit  op 12-1-1816 Nr 73 ingewilligd. Hij werd echter mondeling verzocht om zich te melden voor een functie bij het Hoofd Boedelmeester der Verschillende Uitgaven van het Ministerie van Financiën in 1815. Deze carrièrekans gevoegd bij de innige wens van zijn ouders om niet naar Indië te gaan, vroeg hij de Vorst om een aanstelling bij het Nederlandse Bestuur. Dit werd bevestigd bij KB van 2-1-1816.

Hij werd op 10 oktober 1817 bij KB benoemd tot klerk bij de Griffie van de Tweede Kamer der Staten Generaal met een traktement van ƒ 800,-. Dit leidde tot een reizend bestaan tussen Brussel (waar zijn eerste kind werd geboren) en Den Haag.

Al in 1818 maakte hij de carrièrestap naar de Secretarie van Staat. Dit werd bevestigd bij KB van 6-12-1818 met een tractement van ƒ 840,-

Een eerste bestuursfunctie diende zich aan in zijn Loge. Op 15-10-1819 werd Johannes Hendrik benoemd tot Aalmoezenier van de Loge ‘Eendragt maakt Magt’ te Den Haag.

Johannes Hendrik huwde zijn geliefde Engelberta Jacoba de Ruijter op 16-2-1820 te Den Haag. Dochter Catharina werd op 28-11-1820 te Brussel geboren. Zij overleed 3-9-1821 te Brussel.

Zoon Engelbertus werd op 19-11-1821 te Brussel geboren(aangifte Den Haag).

Dochter Catharina Petronella Johanna Maria( roepnaam Catherine) werd op 16-10-1823 te Den Haag geboren.  Zij trouwt te Batavia op 22-12-1842 met 1e kommies van de Dir. van het het Dep. Middelen en Domeinen Christiaan Castens geb. Haarlem 9-11-1814, Resident van Bagelen. Op 3-10-1843 beviel zij te Serang, Bantam van een dochter Christina Johanna Castens, deze overleed in  Den Haag op 22-6-1928, trouwde in Poerworedjo op 15-10-1864 met Carel Lodewijk Schröder(1820-1896). Op 27-5-1845 te Serang, Bantam bevallen van een zoon. Op 8-8-1846 kregen zij dochter Maria Henriette Johanna Castens, deze trouwde op 23-6-1866 met Jacobus Munniks de Jongh, arts,  directeur en Officier van Gezondheid van het KNIL, Ridder Militaire Willemsorde , 5 kinderen bekend, waaronder Catherina Elisabeth (Ootje) Munniks de Jongh, geboren Telok Betong 3-3-1870, zij trouwde op 9-12-1911 haar neef Dr. Mr. Hendrik Louis Engelbert de Waal. Catharina Petronella Johanna Maria overleed in Pekalongan 13-7-1851. De weduwnaar Christiaan Castens treedt later met haar zusje Jacqueline(Jacoba Alida Dina) in het huwelijk.

Op 6-12-1823 werd Johannes Hendrik bij KB benoemd tot Adjunct Commies bij de Secretarie van Staat te Den Haag. Zijn tractement en maandelijkse toelage werden navenant verhoogd naar ƒ 1000,-.

Ondanks het feit dat in dit jaar terughoudend ambtenaren werden uitgezonden, die gehuwd waren, kreeg Johannes Hendrik van de Secretaris van Staat, Mr. J.G. baron de Mey van Streefkerk een welwillend rapport bij Besluit van 22-12-1823 nr 39 en werd de Minister Mr Anton R. Falck van het Publieke Onderwijs, de Nationale Nijverheid en de Koloniën gemachtigd om hem een aanbieding te doen bij de eerstvolgende voordracht als ambtenaar van de dienst in de Oostindische bezittingen aan de Koning voor te dragen.

R.A.Falck                                                                   Mr. Anton R. Falck

De Koning (her)benoemde hem bij Besluit van 29-7-1824 nr. 103 tot ambtenaar van de Oostindische Dienst van de 3e klasse met al de voorrechten van destijds daaraan verknocht.

De Indische carrière

Op 16 augustus 1824 namen Johannes Hendrik en zijn vrouw met hun zoon Engelbertus van 3 jaar en dochter Catherina Petronella Johanna Maria van 9 maanden afscheid van hun ouders, verwanten en vrienden en reisden via Rotterdam naar Hellevoetsluis om op 26-8-1824 aan boord van het zeilschip de Marya Hillegonda van Kapitein H. Glazener te gaan en vierenhalve maand later op 14-1-1825 voet aan wal te zetten in Batavia.

PrentvoorstellendeschepenopderedevanBataviain1722Dit zagen Johannes en zijn vrouw bij aankomst bij het naderen van Batavia op 14-1-1825.

Eerst trokken zij de door Daendels herbouwde stad Batavia in en passeerden verder naar Weltevreden, waar zij het ene na het andere fraaie landhuis zagen. Zoals Johannes Hendrik schreef: “Het voldeed aan de hooggespannen verwachtingen”.

In Batavia betrok het gezin in Weltevreden een huis van de Heer Jonker aan de Molenvliet, een kwartier gaans buiten de stad Batavia. Het gezinsleven was goed. Er kwamen meer kinderen bij.

Johannes Hendrik vergat zijn ouders niet. Hij zorgde ervoor dat zijn ouders elke maand 50 gulden kregen, eerst uit zijn eigen financiële middelen en later uit zijn pensioenfonds vanuit Nederland.

Op 25 januari 1825 werd Johannes Hendrik op de schriftelijke voordrachten van Minister Mr. A.R. Falck en de Staatsraad baron J.G. de Mey van Streefkerk benoemd bij de Algemeene Secretarie van de Hooge Regering te Buitenzorg onder Gouverneur Generaal van der Capellen. Hij trof daar zijn oud-collega J. van Schoor van zijn tijd bij de Secretarie van Staat in Den Haag. Door deze voordrachten en inbedding werd hij algauw belast met het behandelen van de geheime stukken en het Archief.

Een half jaar later resulteerde dit in het verkrijgen van de bijbehorende rang. Hij werd tot 1e Kommies ter Algemeene Secretarie benoemd. Hierdoor werd hij direct aangestuurd door de Gouverneur-Generaal Van der Capellen, die sinds 1816 Kommissaris-Generaal en vanaf 1818 ook Gouverneur-Generaal was.

GangSecretarieinWeltevredenBataviaIngang naar de Algemeene Secretarie

Godart Alexander Gerard Philip Baron van der CapellenG.G. P. baron van der Capellen

Op 15 januari 1825 werd op last van de koning Van der Capellen ontheven uit zijn functie uit onvrede over de verslechtering van de algehele economie op Java met de daaruit ontstane en Wahabitische (de Salafistische Islamitische stroming uit Saoedie-Arabië in de 18e eeuw) geïnspireerde Javasche Onlusten tussen 1825 en-30 onder leiding van de Hoogedele Raden Mas Adipati Dipo Negoro. Diepo_NegoroOok zijn scherpe kritiek op het voornemen van de koning om grondbelasting te heffen en het invoeren van landrente met daaraan gekoppelde Cultuurstelsel. De koning was evenmin tevreden met het publiekelijk uiten van de

                                                                    Prins Dipo Negoro

ethische bezwaren van Van der Capellen om van Indië een wingewest te maken voor de koning ongeacht de last voor de eigen bevolking die dat teweeg zou brengen.

Van der Capellen zette zich in voor de inlandse bevolking en de afschaffing van de landrente, een grondbelasting die zwaar op de boerenbevolking drukte. Ook pleitte hij voor afschaffing van de slavernij. Zijn financiële beheer was niet gelukkig: hij wilde riskante leningen aangaan om het financiële tekort in de Indische koloniën aan te pakken, maar Den Haag besliste anders. De verhouding met de regering en vooral koning Willem I bekoelde. Daar kwam bij dat Van der Capellen niet ingenomen was met de door Willem I in 1824 opgerichte Nederlandsche Handelmaatschappij (NHM). Bij de komst van het eerste schip van de NHM weigerde hij de gouvernementskoffie tegen een in Nederland bepaalde prijs af te staan, omdat die maatregel in Indië financieel nadeel zou opleveren. Zijn rede dan wel proclamatie hieromtrent in Saparoea is beroemd en later overgenomen door Multatuli in de Max Havelaar!

Van der Capellen kreeg eind 1825 opdracht terug te keren en legde in 1826 zijn functie neer. In 1841 kreeg hij de post van minister van Buitenlandse Zaken aangeboden, maar Van der Capellen zag daarvan af omdat hij bezwaren had tegen de grondwet van dat moment, die de koning zeer veel macht gaf. Van der Capellen bracht de laatste jaren van zijn leven door op Vollenhoven

In het zelfde jaar op 10 augustus had de koning al de heer L.P.F. burggraaf du Bus de Gisignies Gouverneur van Antwerpen en Zuid-Brabant al benoemd tot Commissaris-Generaal van Nederlandsch Oost-Indië en de Luitenant-Gouverneur-Generaal de Kock benoemd tot Gouverneur-Generaal ad interim.

paleistot1860Paleis Gouverneur Generaal Buitenzorg

Het leven in Batavia beviel Johannes Hendrik en gezin uitstekend. Hij trof er ook zijn oude vriend Ten Kate van Loo, die griffier was geworden bij de Raad van Justitie van Batavia, uit Den Haag aan en opnieuw werd de omgang der beide gezinnen hecht.

Johannes Hendrik werd op 30 juni 1825 uitgenodigd om werkend lid te worden bij Het Liefhebberij Tooneel van Batavia. Hij beleeft hieraan ongelooflijk veel plezier.

Schouwburgbatavia Schouwburg van Batavia

Op 2 februari 1826 kwam de burggraaf Léonard Pierre Joseph du Bus de Gisignies te Batavia aan. Op de daaropvolgende openbare audiëntie was Johannes Hendrik aanwezig op voordracht van zijn departement als toekomstig hoofdkommies. Du Bus kende Johannes Hendrik uit de tijd dat hij voorzitter was van de Tweede Kamer der Staten Generaal van 1818-1819 waar Johannes werkzaam was op de Griffie en vanwege de voor hem verrichte particuliere werkzaamheden. Dit ontlokte bij de blij verraste Du Bus de uitnodiging: “Nous nous verrons plus tard!”

L.P.J. du Bus de Gisignies Léonard P.J. burggraaf du Bus de Gisignies

Op 15 februari 1826 werd Johannes Hendrik benoemd tot 1e Kommies ter Algemeene Secretarie der Hooge Regering van Nederlandsch-Indië. Er volgde tevens de benoeming tot persoonlijk secretaris van Du Bus de Gisignies. Hiermee werd Johannes Hendrik Chef der Secretarie van het Kommissariaat Generaal en ook Directeur van het Archief en beheerder van de Geheime stukken. Dit archief bevond zich in een grote staat van verwaarlozing, die vooral onder Daendels is ingezet. Johannes Hendrik heeft geprobeerd hier weer orde in te scheppen, getuige de Nota die hij in 1835 achterliet voor zijn opvolger. In het jaar 1826 volgde ook de benoeming tot Directeur van `s Lands Drukkerij. Deze functie had nog een ander belangrijk voordeel, dat hij met het gezin van Rijswijk naar Buitenzorg kon verhuizen om daar een ruime ambtswoning te bewonen om niet. Dit huis blijft in zijn bezit tot aan het vertrek wegens ziekteverlof in januari 1835.

Op 1 juni 1826 werd Johannes Hendrik samen met Dirk Ten Kate van Loo lid van het Genootschap van Waterloo. Ook waren zij lid van de Vrijmetselaarsloge ‘ La Fidèle Sincérité’ in Batavia. In 1837 ging La Fidèle Sincérité op in Loge ‘De Ster van het Oosten’ en was hij daar automatisch lid van sindsdien. In De Komt en Letterbode van vrijdag 17 oktober 1828 het bericht, dat op 31 mei 1828 in Batavia D.H. ten Kate van Loo was overleden.

Een probleem was de benoeming door de koning van graaf  J.W. van Hogendorp en Jhr. H.M. van de Poll tot ambtenaren bij de Algemeene Secretarie. Zij hadden in Nederland al een hogere ambtelijke rang, maar in Batavia zouden zij in rang ondergeschikt zijn aan Johannes Hendrik. Du Bus loste dit op door hen de rang van 1e ambtenaar te geven, waardoor papieren ondergeschiktheid wegviel en Du Bus kon benadrukken dat zij ondergeschikt zullen blijven  aan Johannes Hendrik bij hun secretariële taken! Dit gold mede voor de heren Jhr. A.H. d´Anéthan en E.A. de Jaegher. Hier schrijft Johannes Hendrik tevreden: ” Zo werd mij de directie van het Bureau ongemoeid gelaten.” Almanak1827

De verhouding met Dus Bus was zo goed en zo vertrouwelijk, dat er sprake was van vriendschap. Het was dan ook niet verwonderlijk welke naam de volgende zoon meekreeg.

paleisPaleis van de Gouverneur Generaal

Zoon Léonard Johannes Willem werd te Buitenzorg, Batavia geboren op 6-9-1826. De naam Léonard wordt tot op heden, zij het tot Leonard verbasterd, doorgegeven in de familie De Waal aan nieuwe generaties.

De ambtswoning van de Algemeen Secretaris bij Buitenzorg werd aan Johannes Hendrik met zijn gezin om niet ter beschikking gesteld. Zij blijven er wonen tot aan de grote aardbeving van 1834.

Du Bus de Gisignies kweet zich getrouw van zijn opdracht om de economie te hervormen. Hij voerde de nieuwe munteenheid van de honderdtallige gulden in. Dit was een verkapte bezuiniging naast andere bezuinigingen. De eerste zware taak  van Johannes Hendrik als Algemeen Secretaris was dan ook naast het doorvoeren van wetten en regelingen, ook vele ambtenaren ontslaan of hun tractementen te verlagen. Hier schrijft De Waal dat hem vaak verdrietig was om de gevolgen te zien van zijn handelen. Daarnaast was het Johannes Hendrik een grote ergernis te merken hoeveel mensen probeerden hun positie te behouden ten koste van anderen. Hij verzucht, kennelijk is het eigen belang groter dan het landsbelang als men zelfs spionage gebruikt om bij Z.E. (Zijne Edele Du Bus) in het gevlei te komen.

Op 27-2-1828 werd de benoeming van 1e Kommies bevestigd met een verhoging van het salaris. Dit was mede bedoeld als voor de eerdere benoeming tot Directeur van ´s Lands Drukkerij op 3-3-1828 en de benoeming tot Secretaris der Algemeene Rekenkamer op 24-5-1829. Dit alles naast de handhaving van de directie van het Bureau van het Kommissariaat Generaal. De Algemeene Secretarie verhuisde in dit jaar naar Buitenzorg.

Het was niet een gewone kantoorbaan, want Du Bus verlangde van Johannes Hendrik dat hij hem vergezelde en begeleidde op alle inspectiereizen. Du Bus was immers Franstalig. Hij maakte zich zorgen over de soms wat naïeve houding van Du Bus ten aanzien van kwaadwillende mensen. Hij besloot dit kenbaar te maken bij Du Bus. Deze vrijmoedigheid werd in dank aanvaard en versterkte de toch al goed band tussen de twee.

Johannes Hendrik werd op 3-3-1828 beroepen tot Directeur van `s Lands Drukkerij. De benoeming tot 1e Hoofdcommies ter Algemeene Secretarie volgde op 27-9-1828.

De indrukwekkende carrière in Indië blijkt uit zijn Conduite Staat:

(klik om te vergroten)

Johannes Hendrik de Waal Conduite StaatJohannes Hendrik de Waal Conduite Staat2

Johan Hendrik was een maatschappelijk betrokken man. Dit mag blijken uit zijn lidmaatschap van het Genootschap van Waterloo op 1 juni 1826.

J.H.deWaalgenootschap

Sociaal liet hij zich verder gelden met zijn lidmaatschap van de Vrijmetselaars Loge De Ster in het Oosten. Zijn functie in de Loge was die van Redenaar. Hij schreef ook liederen en gedichten. Hij was onder voorzitterschap van Van der Venne Redenaar van zijn Loge.

COLLECTIE_TROPENMUSEUM_Het_oudste_gebouw_van_de_Vrijmetselarij_in_Weltevreden_Batavia__TMnr_60005555

Het gebouw van de Vrijmetselaarsloges in Batavia

Op 29-5-1829 kreeg Johannes Hendrik er nog een functie bij. Hij werd benoemd tot Secretaris van de Algemene Rekenkamer.

Al deze functies en de plaats die hij naast Du Bus innam, gaf hem bevoegdheden om zelfstandig besluiten te nemen. Ook als beheerder van het Archief maakte hij zich onmisbaar binnen de regering van Nederlandsch Oost Indië.

Dochter Jacoba Alida Dina( roepnaam Jacqueline) werd te Buitenzorg, Batavia geboren op 20-9-1829. Zij  overleed te Den Haag 30-7-1894. Zij trouwt te  Patitjan op 17-10-1852 met haar zwager de weduwnaar Christiaan Castens, overl. Den Haag 25-2-1881 Directeur van Middelen en Domeinen, Ridder der Orde van de Nederlandse Leeuw. Hun dochter Elisabeth  Jacoba Josephine Castens werd geboren te Soerabaja op 25-4-1855, deze overleed te Den Haag op 7-3-1889. Op 7-3-1857 te Batavia beviel zij van hun zoon Christiaan Leonard George Castens. Deze bracht het tot Assistent Resident van Japara en werd gepensioneerd op 3-8-1910; hij overleden op 29-6-1916 te Salatiga. Op 1-3-1859 werd dochter Louise Auguste Castens geboren; deze overleed te Den Haag op 4-1-1930, in 1863 te Poerworedjo, Java;  tot slot bevallen van een zoon Johan Hendrik Castens, welke overleed te Den Haag op 28-8-1938.

Op 16-1-1830 werd Johannes graaf van den Bosch benoemd tot Kommissaris en Gouverneur Generaal benoemd onder ontheffing uit zijn functie van Du Bus de Gisignies. De koning vond dat Du Bus niet voortvarend genoeg het Cultuurstelsel invoerde waardoor er maar geen geld in zijn kas vloeide. De overdracht werd met groot ceremonieel gevierd. Johannes Hendrik was hierbij in zijn functie als Directeur van ´s Landsdrukkerij. Het afscheid van de twee vrienden in de haven van Batavia was innig en verdrietig.

Zoon Pieter Hendrik werd te Batavia geboren op 3-10-1830, hij overleed op 23-3-1831

Op wetenschappelijk terrein liet hij omvangrijk werk na met het opstel over wetgeving in Nederlandsch Oost Indië en andere publicaties.

GenootschapvanWaterlooboek

Johannes Hendrik werd in al zijn functies bevestigd door Gouverneur Generaal Van den Bosch. Hij kreeg er zelfs nog een taak bij als verantwoordelijke voor Algemeene Zaken. Een beetje bitter vermeld hij dat deze functie onbezoldigd bleef. Ook kreeg hij te verstaan dat hij het huis in Buitenzorg kon blijven bewonen, maar dat geen onderdeel was van zijn promotie. Het huis was was oorspronkelijk gebouwd voor de Algemeene Secretaris van de Hooge Regering.
Dit was de tijd dat Van den Bosch op last van de Koning het Cultuurstelsel met kracht invoerde om de opbrengsten daarvan ten goede te laten komen van de Nederlandse economie in Europa. Indië was er immers voor Holland en Holland er niet voor Indië volgens een nogal despotisch principe van Koning Willem I. Het zogenaamde batig saldo principe dus, dat later in 1868-70 door zoon Engelbertus in zijn functie als Minister van Koloniën is afgeschaft.

Johannes Hendrik vergezelde Van den Bosch op al zijn inspectie reizen, netzo als hij dat ook deed bij zijn vorige werkgever. Tijdens deze reizen werkt Johan van den Bosch aan een tractaat over het Cultuurstelsel en hoe deze geïmplementeerd diende te worden. Aan dit boekwerk verzetten zij samen vele uren.

Het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen groeide in aantal leden naarmate het Genootschap van Waterloo met het vertrek van Du Bus juist belangstelling verloor. In 1831 werd Johannes Hendrik ook lid van dit illustere gezelschap.

Toch volgde de te verwachten promotie, waarover de geruchten al in 1830 de ronde deed, getuige een brief van J.H. Scholte, Pastoor en Aalmoezenier aan oud KG Du Bus de Gisignies in Nederland. Hij werd op 26-2-1831 benoemd tot Adjunct-Secretaris der Indische Regering met de daarbij horende salarisverhoging.functieJHdeWaaladjunct Hierdoor maakte Johannes deel uit van de Hooge Regering te Batavia. De Secretaris was zijn vriend J. van Schoor.
Deze promotie werd bejubeld in een uitgebreide brief van zijn vorige chef Mr I. Bousquet, die inmiddels Raad van Indië was. Hierin werd ook de werklust, ijver, getrouwheid en de beminnelijkheid van Johannes Hendrik benadrukt. Er was geen betere persoon dan hij om deze positie te verwerven voor de Indische Regering.

Johannes_Graaf_van_den_Bosch Johannes Graaf van den Bosch

Het was nog steeds de tijd van de Java oorlogen. Hij maakte allerlei penibele situaties mee op zijn reizen met Van den Bosch naar Oostelijk Java, Madoera en Sumatrasche Westkust. Johannes Hendrik maakt ook gewag van het gevaar dat hij op deze reizen liep. Deze tijd van oorlog die met religieuze ferveur werd gevoerd kwam ten einde door de gevangenneming van de hoogedele prins Raden Mas Dipo Negoro, tot ieders opluchting. Ook vele Javanen vochten dan ook aan de zijde van de Nederlanders tegen dezeOvergave Prins Dipo Negoro opstandelingen. Tijdens deze reizen, overigens,  vervaardigde Van den Bosch grotendeels zijn werken over de Staat van Nederlandsch-Indië (Cultuurstelsel).

In het jaar 1832 op 16 maart aan boord van het schip ” De Drie Maria´s”  onder Kapt. J. Glazener,  vertrekt oudste zoon Engelbertus naar Nederland voor zijn opleiding aan het Gymnasium in Kampen en wordt op 17 januari dochter Anna Geertruida geboren. Zij overlijdt in het zelfde jaar op 1 oktober.Engelbertus de Waal 12 jr 2

                              Engelbertus de Waal ± 12 jr.

Het aftreden van Van den Bosch op 1-2-1834 werd gevolgd door het aantreden van Jhr. Jean-Chrétien Baud, die al onder Van der Capelle de functie had van Algemeen Secretaris.functieJHdeWaal Zou deze bevordering van Baud de weg vrij maken naar diens oude functie?

Dochter Johanna Josephina ( roepnaam Philippine )wordt te Buitenzorg Batavia geboren op 3-4-1834. Als jongste dochter moet zij het niet makkelijk hebben gehad. De ziekte van haar vader speelt een rode draad door haar hele bestaan. Het is dat zij pas na het overlijden van haar ouders in het huwelijk treed al was haar verloofde al voor het overlijden bij haar ouders bekend. Dit blijkt uit de Memorie van Successie en aangifte van overlijden van Johannes Hendrik. Zij  trouwt in Haarlem op 29-4-1859  met de arts Dr. Felix Septimus Elders, die geboren was in 1826 en overleed te Haarlem 11-6-1891, hij werd begraven Oud Eik en Duinen Den Haag. Hij was de zoon van Cornelis Septimus Elders (1789, overleden 4-5-1868), apotheker te Haarlem en Louise Petronella Francisca Maria Prola. Johanna Josephina overleed in  Den Haag 27-4-1880 wonende Parkstraat te Den Haag. Zij is later bijgezet in het praalgraf van haar man. P1000309

Baud zette het Cultuurstelsel met harde hand door en voerde nieuwe munthervormingen door. Johannes Hendrik vergezelde ook Baud op al diens inspectiereizen.

J.C. Baud Jean-Chrétien Baud

Het jaar 1834 zal het breekpunt blijken te zijn in leven en carrière van Johannes Hendrik. Hij werd getroffen door een ernstige leveraandoening. Op 19-9-1834 vroeg hij ziekteverlof naar Nederland aan. Dit werd hem verleend nadat hij eerst al zijn taken overdraagbaar heeft gemaakt. Hij moest de Heer Schouten wel eerst volledig inwerken.

De pas benoemde 1e Kommies van de Algemeene Secretarie J.P. Kornets de Groot van Kraaijenburg, een jong aanstormend talent, schreef een uitgebreide brief aan de Gouverneur-Generaal Baud, waarin hij toestemming wenste om het tractement van Johannes Hendrik niet uit te betalen dan wel stop te zetten omdat hij ziek was. Deze brief staat opgenomen in de loopbaan omschrijving van J.H. de Waal, maar ook het korte briefje met apostille van Baud met de mededeling dat aan een ambtenaar als De Waal geen tractement wordt onthouden zeker nu hij ondanks zijn ziekte werkzaam blijft aan de overdracht van zijn taken.

Een andere grote gebeurtenis waar de natuur ook de grote kracht was, had plaats op 10-10-1834. Dit was de grote aardbeving die Batavia en Buitenzorg zwaar trof. De stenen regeringsgebouwen en het Gouverneurspaleis werden zwaar getroffen. Het huis van hout van Johannes stond ook te schudden op zijn grondvesten. Vrouw en kinderen gilden het uit van angst. Johannes Hendrik lag ziek op bed, maar vloog eruit om zijn gezin te redden. De schade leek mee te vallen. Diezelfde avond toen hij gehoord had dat het Paleis waar GG ad interim J.C. Baud verbleef onbewoonbaar was geworden, bood hij zijn huis aan omdat dat groot genoeg was. Baud was door dit gebaar zo getroffen dat hij het gezin De Waal hartelijk dank zei, maar vroeg onderdak te bieden aan het gezin van J. van den Bosch, die op zijn vertrek naar Nederland nog in Indië verbleef. . Deze was zo nobel om het aanbod onder gevoelens van erkentelijkheid af te slaan en betrokken een huis in de kampong.

Zo kon De Waal daar blijven tot aan zijn vertrek naar Nederland op 29-1-1835. De de officiële datum van het neerleggen van zijn regeringsfunctie in Indië was die van zijn pensionering. Bij terugkeer in Indië bleek zijn tegenstrever Cornets de Groot zijn ziektevervanger te zijn geweest en bleek niet bereid om Johannes Hendrik te faciliteren in zijn oude functie, integendeel.

In 1835 verbleef Johannes Hendrik een maand in Frankrijk met instemming van het Gouvernement. Dit feit is gezien zijn ziekte merkwaardig. Wellicht was hij daar in opdracht van het Gouvernement en wel in het verlengde van de geheime opdracht die hij van  Gouverneur Generaal Baud had meegekregen met een groot pakket met geheime stukken bestemd voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Het herstel van de leverkwaal duurde langer dan voorzien en pas op januari 1837 keerde Johannes Hendrik terug naar Batavia. De langdurige periode in patria stelde de familie wel in gelegenheid om de verdediging van Engelbertus´ scriptie in Kampen mee te maken.

Terug in Indië  bleek de breuk in zijn carrière te diep om hem weer een functie te geven in de regering, ondanks het feit dat de titel van adjunct secretaris van Indische Regering gedurende het ziekteverlof intact bleef.

Hij werd op 18-3-1837 benoemd tot Waarnemend President  van het College van Boedelmeesters te Batavia. Deze lage functie vloeide voort uit de machtspolitiek van J. P. Cornets de Groot, die nooit heeft kunnen aanvaarden dat hij eigenlijk onder J.H. de Waal bleef ressorteren, zelfs onder Gouverneur Generaal J.C. Baud.

In 1840 overleed Gouverneur Generaal de Eerens,J.H.de Waal Redenaar gedeputeerd meester van de Loge de Ster in het Oosten. Met Broeder T. Jutting leverde Johannes een bijdrage aan de druk bezochte Rouwloge.

D.J. de Eerens

D.J. de Eerens

In een uitgebreide brief vriendschappelijk brief in het Frans aan  Du Bus, die inmiddels Staatsraad in Nederland was vertelt Johannes Hendrik op 8 maart 1840 wat hem is overkomen na zijn terugkeer in 1937. Hij betoont zich uitermate trots op zijn beide zoons. Engelbertus alweer 2e kommies bij de Algemeene Secretarie en zoon Léonard die sinds 1837 ook bij de Gebroeders van Wijck in Kampen op de Latijnse School zit en over wie hij uitstekende rapporten krijgt uit Kampen. Zijn dochters Catherine, de oudste en Philippine zijn nog thuis, maar de middelste met de naam Jacqueline zit in een pension in Batavia op weg naar Parapattan en volgt daar school aan de “L’Insulinde de Miss Thornton” (althans wat ik kan opmaken uit het handschrift).

In de brief , NA, Collectie Du Bus de Gisignie, 2.21.035, 518,  Brief1840 aan Du Bus vertelt Johannes uitgebreid over de deplorabele toestand waarin hij het College van Boedelmeesters te Batavia aantrof en dat zijn voorgangers er kennelijk een puinhoop van hebben gemaakt. Als zij zich maar de regelgeving  hadden gehouden zoals zij tweeën die hadden opgesteld en onder No. 46 in het Staatsblad van 1828 was gepubliceerd. Toch herwon hij hierdoor opnieuw zijn ambitie en bezieling (zèle) om de boel te reorganiseren naar een verantwoord geheel zoals bedoeld. Hij vroeg en verkreeg hiervoor speciale toestemming van de Gouverneur Generaal. Dit is waarschijnlijk de redden waarom hij definitief in 1842 tot directeur werd benoemd tot aan zijn functie als Secretaris van het Departement van Financiën.

Op 9 april 1842 wordt hij  de President van het eerder genoemde College. Naast de uitoefening van deze functie legt hij zich toe op het schrijven van boeken en publicaties. Het lidmaatschap van het Genootschap van Kunsten Wetenschappen heeft hij opgezegd. Hij legt zich toe op het uitbreiden van het werk als Boedelmeester. Men ziet een gestage uitbreiding van leden en functionarissen.

In de jaren `40 maken beide zonen Engelbertus en Leonard een goede start van hun carrière bij de overheid. Zij werken beiden eerst bij de Algemeene Secretarie.

Op 22-12-1842 treedt dochter Catherina Petronella Johanna Maria in het huwelijk met Christiaan Castens. In Serang, Bantam krijgt het echtpaar Castens-De Waal eerst in 3-10-1843 een dochter, een zoon op 27-5-1845 en dochter Maria Henriette Johanna op 8-8-1846. Cristiaan Castens is Oost-Indisch ambtenaar bij de Directie van Middelen en Domeinen secretaris der Residentie van Bantam en van de Landraad van Serang; daarnaast is hij notaris, vendumeester en ambtenaar van de burgerlijke stand van Bantam. Catherina P.J.M. Castens-de Waal overlijdt 13-7-1851 te Batavia.

Op 12-4-1844 vraagt en krijgt Johannes Hendrik verlof voor 2 jaar om naar Nederland te gaan onder het genot van een verlofstractement van ƒ 3750,-  per jaar. Zijn gezondheid bleef zo zwak, dat hij voor zijn vertrek op 2 juni 1844 bij Notaris Joan Cornelis Meyer in Batavia zijn testament liet opmaken. In deze tijd blijft zijn vrouw in Indië achter. Hij wordt gedwongen om als 1e klas passagier terug te varen naar Indië.

Johannes Hendrik wordt op 2-4-1847 opgedragen, eerst als waarnemend,  de Secretarie van Financiën te leiden. Een functie waarbij zijn eerdere periode bij het Ministerie van Financiën in Den Haag goed van pas kwam.

Op 21-10-1847 treedt zoon Engelbertus in het huwelijk met Marie Anne Theodore van der Hucht. Kleinzoon Johan ziet het levenslicht op 27-9-1848.

Op 27-11-1848  brengt J.H. de Waal met vrouw, twee dochters van 14 en 17 jaar en zijn zoon Leonard  bezoek aan mevrouw Stansje van der Hucht-Lulofs om de geboorte van zijn kleinzoon Johan te vieren. Zoon Engelbertus gaf tezelfdertijd een groot souper waar uiteraard ook de weduwe van der Hucht was uitgenodigd. Stansje schrijft in een brief aan haar zoon Johan Carel van der Hucht, dat zij zo blij was met haar kleinzoon en was vertederd over zijn krullen. Zij schrijft verder over J.H. de Waal: “Mr en Mevrouw de Waal kwamen dadelijk een visite maken met hunne twee meisjes van 14 en 17, ook een zoon van 23-die familie beviel mij goed, Mr een deftig man, zeer spraakzaam, ook Mevrouw, en zoo heel lief voor Marie.

Op 7-9-1847 volgde een benoeming tot Secretaris  van de Directeur-Generaal van Financiën. KLIK!>  J.H. de Waal secr.fin. Hij nam de Directeur-Generaal waar in het jaar 1849, waarna hij op verzoek eervol uit de dienst werd ontslagen op 5 september 1849 onder toekenning van wachtgeld. Deze functie herstelde Johannes Hendrik enigszins in zijn oude status. Dit kon ook niet anders, want al was Cornets de Groot teleurgesteld in zijn carrière gerepatrieerd, hij werd in Nederland wel benoemd tot Algemeen Secretaris van het Ministerie van Koloniën. Zo kon hij op afstand toch nog voorkomen dat De Waal een belangrijkere post in de Hooge Regering kreeg.

Op 17-10 1852 wordt te Patjitan het huwelijk gesloten tussen dochter  Jacqueline (Jacoba Alida Dina) en haar zwager Cristiaan Casten, weduwnaar van haar zuster Catherina en inmiddels Ridder van de Orde van de Nederlandse Leeuw vanwege zijn functie als directeur Middelen en Domeinen. Uit dit huwelijk wordt op 18-4-1855 dochter Elisabeth Jacoba Josephine geboren te Soerabaja, zij overleed op 7-3-1889 in Den Haag. Zoon Christiaan Leonard George Castens werd op 7-3-1855 geboren, hij werd de assistent-resident van Salatiga waar hij op 29-6-1916 overleed.

In 1852  ziet bij uitgeverij Lange & Co te Batavia zijn eerste publicatie het licht met de titel “ Uitvoerige Algemeene Index en verdere Wettelijke Verordeningen” voorzien van een voorwoord van de schrijver J.H. de Waal zelf.  Het tweede deel onder de zelfde naam wordt op 1-5-1853 uitgebracht.

In 1855 wordt bij E. Fuhri boekverkoper te Batavia door J.H. de Waal onder eigen beheer uitgebracht de publicatie ” Tweede vervolg-index op het Staatsblad van Nederlandsch Indië over de jaren 1851-1855” . Eigen beheer omdat de regering eerst geen toestemming voor deze publicatie wenste te geven vanwege  mate van ingevoerd zoals hij was in de geheimen van de overheid.

Johannes Hendrik zet zijn schrijverstalent in voor de geschiedschrijving van de Vrijmetselarij door het manuscript `Bijdrage tot de geschiedenis der Vrijmetselarij op Java`van J.Schill uit te werken in 1853 in opdracht van Loge De Ster in het Oosten, Batavia.

In 1856 legt hij de laatste hand aan zijn boek: “Verzameling ten dienst van jonge Oost-indische ambtenaren” . De toestemming van het Gouvernement om dit werk uit te geven in druk kwam pas in 1857.

???????????????????????????????????

Smedenstraat 61 Haarlem

In 1856 werd Johannes Hendrik na eervol ontslag pensioen verleend. Hij gaat op 13-2-1856 scheep om eerst een afscheidsreis door Indonesië te maken om vervolgens met vrouw en de jongste kleinkinderen Castens Christina Johanna 3-10-1843, Engelbertus Elize Willem 27-5-1845 en Maria Hendrika Johanna 8-8-1846 met het schip de Souburg op 6 juli 1856 definitief naar Nederland te vertrekken. Hij huurde een prachtig huis aan de Smedestraat 61 in Haarlem. Hij zou hier maar 2 jaar van kunnen genieten, want 2 jaar later overlijdt hij.

Hij meldt zich in Haarlem aan bij de Vrijmetselaarsloge ‘Vicit Vim Virtus’ op 3-12-1856, nadat hij zich vestigde in Haarlem waar hij, veel te jong,  geen jaar na het overlijden van zijn vader Pieter op 27-10-1858 overlijdt.

VVVledenlijst

  Redenaar van Loge Vicit Vim Virtus te Haarlem

Johannes Hendrik´s geliefde echtgenote Engelberta Jacoba de Waal- de Ruijter overlijdt niet lang na zijn overlijden op 4-12-1858 te E.J. de WaaldeRuijter waterverfHaarlem.

Engelberta Jacoba de Waal, geboren de Ruijter 

Zijn jongste dochter Johanna Josephina treedt op 29-4-1859 te Haarlem in het huwelijk met de arts Dr. Felix Septimus Elders, zoon van Cornelis Septimus Elders apotheker te Haarlem.

Zijn oudste zoon Engelbertus wist van zijn gelukkige jeugd en goede opvoeding gebruik te maken en bracht het ver in zijn leven. Eerst een stevige carrière in Batavia en later in Nederland als Minister van Koloniën. Zie de pagina Engelbertus de Waal. Engelbertus een kroniek van een chroniqueur

L.J.W.de Waal De Waal Kraayenoord

Leonard Johannes Willem de Waal, 1826-1896 en Louise de Waal, geboren van Kraayenoord 1829-1900

 Ook de tweede zoon Leonard Johannes Willem bereikte in het gouvernement van Indië een hoge positie en werd eerst gouvernementssecretaris en uiteindelijk directeur (minister) van het Departement Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Zijn zoon en kleinzoon deden het ook niet slecht. Zie genealogie De Waal en de pagina Leonard Johannes Willem op de desbetreffende plaats. Leonard Johannes Willem de Waal

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s